Tanya de Wit, registerpsycholoog NIP/ Arbeid & Organisatie, heeft een adviespraktijk voor loopbaanvragen en stressproblematiek in Amsterdam en vertelt over haar dagelijks werk.’Wat moet ik nou tegen mijn omgeving zeggen?’, vraagt mijn cliënt na het intakegesprek terwijl ze haar jas al aan heeft en bij de uitgang even op een krukje gaat zitten. ‘Heb ik nou echt een burnout?’
Ze zit al drie weken thuis maar is nog behoorlijk beduusd van de situatie waarin ze zich bevindt. Ook haar naasten en omgeving hebben dit niet zien aankomen. Het leidt bij haar enerzijds tot ongeloof en anderzijds tot schaamte en schuldgevoelens. Ze is lang geleden al eens overspannen geweest, hoe heeft ze de waarschuwingssignalen kunnen missen? Hoe kan ze dit uitleggen; aan zichzelf, aan de omgeving?
Opgebrand
Dat ze behoorlijk ziek is lijdt geen twijfel. Misselijk van vermoeidheid na een kwartier wandelen, duizelig, zwabberbenen, trillende handen, last van buikkrampen, snerpende hoofdpijn, pijnlijk gespannen spieren en benauwdheid. Daarnaast heeft ze fors concentratieverlies, is ze snel geëmotioneerd en overprikkeld en heeft ze last van paniekgevoelens. Vooral het idee dat ze weer snel aan de slag zou moeten roept angst en weerzin op. Alles bij elkaar zie ik iemand voor me die de term opgebrand helaas eer aan doet. De lichamelijke klachten spelen een dominante rol in dat beeld, maar wonderlijk genoeg is het juist de fysieke kant die in de diagnostiek en beeldvorming van burnout vaak verwaarloosd wordt.
Psychische aandoening
De term ‘burnout’ is overgewaaid uit de VS en verwijst naar een toestand van werkgerelateerde emotionele uitputting. Oorspronkelijk omhelst de definitie van deze toestand drie verschillende aspecten, namelijk emotionele uitputting, gevoelens van distantie ten aanzien van het werk en gevoelens van verminderde competentie. In de kern werd het dus gezien als een psychische aandoening.
Dat vind je onder andere terug in de UBOS (Utrechtse Burnout Schaal), die op de oorspronkelijke Amerikaanse definitie van burnout gebaseerd is en met name in de GGZ veel gebruikt wordt om burnout te diagnosticeren. De items gaan allemaal over de psychische dimensie van burnoutklachten en de fysieke symptomen blijven buiten beeld. De uitputting wordt in de definitie ook expliciet als emotionele uitputting gelabeld, terwijl de vraag naar het onderscheid met fysieke vermoeidheid, toch meestal een centraal kenmerk bij mensen met burnoutklachten, niet beantwoord wordt.
Ook in direct contact met cliënten lijken professionals minder aandacht te besteden aan de fysieke signalen van burnout. De huisarts van mijn cliënt bijvoorbeeld, spoort haar aan om vooral toch op de geplande wintersportvakantie te gaan, lekker buiten zijn zal haar goed doen. Met alle respect voor de gedachte dat een fijne buitenvakantie een positieve invloed kan hebben op de geest, lijkt me dat de misselijkheid, zwabberbenen, duizeligheid en de extreme vermoeidheid hier toch merkwaardig over het hoofd worden gezien. Zelf overweegt ze begrijpelijkerwijs eerder een annulering.
Stress-gerelateerde syndromen
Inmiddels wordt burnout, net als meer officiële diagnoses die min of meer naar hetzelfde klachtenbeeld verwijzen (zoals surmenage/overspanning, neurasthenie en somatoforme stoornis) vaak geschaard onder de noemer van stress-gerelateerde syndromen. Dat doet al meer recht aan de fysieke kant van het verhaal, aangezien je bij stressproblematiek misschien toch al gemakkelijker denkt aan de combinatie van psychische én lichamelijke factoren. Op zich lijkt het me geen probleem als er vanuit wordt gegaan dat een burnout dominant veroorzaakt wordt door psychische factoren. Niet iedereen wordt immers ziek van stress en mensen kunnen verschillen in hun vermogen om stress goed te hanteren. Maar vervolgens moet nog wel duidelijk gemaakt worden hoe de psychische gesteldheid niet alleen tot emotionele, maar ook tot cognitieve en lichamelijke dysfuncties leidt.
Ontregeld lichaam
Een kijkje in de wereld van de stressfysiologie leert dat bijna al deze klachten terug te voeren zijn op de ontregeling van het autonome zenuwstelsel en de (stress)hormoonhuishouding. De ervaring van chronische stress zorgt voor overbelasting en vervolgens ontregeling van deze systemen. De ontregeling zorgt op haar beurt voor klachten van zowel fysieke, emotionele als cognitieve aard.
Ik merk dat het voor cliënten een hele geruststelling is te horen dat de verhoogde emotionaliteit (kort lontje, huilerig, angstig) die ze vaak ervaren, meestal een gevolg is van deze ontregeling en niet direct hoeft te duiden op een psychische stoornis. Veel van deze klachten gaan, als de ontregeling langzaam wordt teruggedraaid door een aantal praktische leefregels te handhaven, vanzelf weer over. Als iets kenmerkend is voor stressproblematiek en dus voor burnout, dan is het dat psychische en fysieke factoren voortdurend op elkaar inwerken. Daarbij wordt de invloed die een ernstig haperend en ontregeld lichaam kan hebben op de gemoedsrust nog wel eens onderschat. Gevoelens van paniek bijvoorbeeld, hoeven in deze context niet te wijzen op een stoornis maar kunnen gelabeld worden als een betrekkelijk normale reactie op abnormale omstandigheden.
Informatie over en aandacht voor de fysieke oorsprong van burnoutklachten helpt om dergelijke gevoelens te temperen, wat er vervolgens weer voor zorgt dat het overbelaste autonome zenuwstelsel een zetje in de goede richting krijgt. Dit verhaal valt aan zowel burnoutpatiënten als hun omgeving prima uit te leggen.